Men is gevlucht voor het gevaar en dan kan men toch terug gaan om te kijken. In hoeverre is dat gevaar er dan nog?
Dat zei minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) in maart. Ze had het over vluchtelingen uit Syrië die in Nederland wonen. Nadat eind vorig jaar opstandelingen het regime van president Assad hadden verdreven, gingen sommige vluchtelingen weer naar hun geboorteland. Ze gingen bijvoorbeeld op bezoek bij hun familie, die ze vaak jaren niet hadden gezien. Faber trekt de conclusie: mensen die in Syrië op bezoek gaan, kunnen daar ook weer wonen.
Zo onpersoonlijk mogelijk
Het opmerkelijk is dat de minister het niet heeft over ‘vluchtelingen’ of over ‘Syriërs’. Ze heeft het niet over mensen die uit Syrië hiernaartoe zijn gevlucht. Ze heeft het over ‘men’. Het lijkt erop dat ze het zo onpersoonlijk mogelijk wilt houden. Dit ‘men’ heeft hetzelfde effect als een ‘passiefconstructie’ met het werkwoord ‘worden’. Je verdonkeremaant dat het over mensen gaat.
Liever ‘je’
In je teksten wil je zo duidelijk mogelijk zijn. ‘Men’ kun je meestal vervangen door ‘je’. En dus niet:
Men vervangt ‘men’ meestal door ‘je’.